top of page

4 dingen dien ik niet wist voor mijn reis naar Leeds.




In een samenwerking tussen vooraanstaande instellingen zoals Museum Dr. Guislain in Ghent, Leeds

Museums, en Museum Tilburg ontvouwde zich een unieke gelegenheid: de International Winterschool Cultural Heritage and Wellbeing in Leeds. Vijf dagen lang werden deelnemers ondergedompeld in een omgeving doordrenkt van cultureel erfgoed en welzijn, waar theoretische onderbouwing en praktische toepassingen samensmolten tot een verrijkende ervaring.

Als deelnemer aan deze winterschool werd ik meegevoerd langs een scala aan methodieken en instrumenten die reeds worden toegepast door inspirerende praktijkvoorbeelden waar cultureel erfgoed wordt ingezet ter bevordering van het welzijn. Vanuit deze rijke context kwamen vier cruciale inzichten naar voren die mijn perspectief hebben gevormd.

Allereerst werd mijn aandacht getrokken door de opkomst van regionale textielvezels in ons hedendaagse leven, wat een intrigerende terugkeer naar onze wortels impliceert. Vervolgens werd de kracht van musea, bibliotheken en instituten als bronnen van verbondenheid en creativiteit benadrukt, waarbij deze instellingen fungeren als knooppunten waar mensen samenkomen om verhalen te delen en nieuwe ideeën te ontdekken. Een ander belangrijk inzicht betrof de noodzaak om diverse stemmen uit te nodigen bij het vormgeven van programma's en tentoonstellingen, waardoor een inclusieve en representatieve benadering van cultureel erfgoed wordt gestimuleerd. Tot slot rees de vraag hoe we de huidige cultuur van voortdurende vooruitgang kunnen transformeren naar een cyclisch proces van voedende regeneratie.

In dit artikel wil ik graag mijn ervaringen en inzichten van deze bijzondere winterschool delen, in de hoop anderen te inspireren om nieuwe wegen te verkennen op het gebied van cultureel erfgoed en welzijn. Deze reflecties vormen slechts een glimp van de rijke en inspirerende wereld die zich binnen de muren van de winterschool ontvouwde, waar verleden en toekomst elkaar ontmoeten in een betekenisvolle dialoog over menselijkheid en creativiteit.

Textielvezels van deze bioregio

Met mijn doorlopende interesse en onderzoek naar regeneratieve textielvezels in onze bioregio, zoals wol en vlas en hennep viel ik in Leeds met mijn neus in de boter. Voor de industriële revolutie werd er in huishoudens en gemeenschappen textiel voor het huishouden en kleding gemaakt om de gemeenschappen zelf te voorzien en werd er stukwerk in huishoudens gemaakt voor fabrikanten. Door de mechanisatie gingen deze mensen in de fabrieken werken en werd de schaal groter, en groter en groter. De Marshall Mill in Leeds had zelfs de vorm van een klassieke tempel. Alsof binnen het wonder van ‘progress’, de vooruitgang, de stampende machines, konden worden aanbeden. In de stad Leeds waren veel gebouwen uit die tijd. Prachtige ornamenten, ambachtelijke versieringen, uitbundige gekleurde tegels: Weelde was de opbrengst van vooruitgang.

Amanda Haran en Ema Hayton vertelden me over de rijke geschiedenis van textiel industrie van Leeds. Door middel van de uitgevonden stoommachine kon katoen en wol worden gesponnen. En wat later ook vlas. Dat was erg moeilijk te mechaniseren, maar Matthew Murray bleef experimenteren en slaagde erin machines te bouwen die het vlas konden hekelen en kaarden, daarmee werd het vlasvezels in nette rechte strengen gekamd om te kunnen worden gesponnen. De Royal Society of Arts beloonde zijn uitvinding om vlas te hekelen zelfs met een gouden medaille in 1809! Hij ontwikkelde een manier om vlas (nat) te spinnen en John Marshall gebruikte deze in zijn fabrieken. De kolen voor de aandrijvingen werden in de omgeving gevonden en de stad Leeds lag aan de rivier, via Hull werd vlas uit de Baltisch staten ingevoerd en hier tot stoffen verwerkt.

Tijdens het bezoeken van de verschillende musea en het horen van verhalen over hoe de stad is gegroeid en productie veranderde door de industriële revolutie. Door de machines ging de productie zo snel en kon het volume zo toenemen dat er nieuwe markten moesten worden gezocht. Verschillende oorlogen zorgden ook voor een grote behoefte aan producten van textiel. Daarna ging ook de productie naar het buitenland, maar in de gebouwen en geschiedenis waren de sporen te zien.

Shirley bood ook haar hulp in mijn onderzoek naar linnen, hennep en wol als regeneratieve textielvezel en zocht op welke wijze deze werden verwerkt in haar thuisstad Shenzhen in China. Op grote schaal en met modern ogende machines werden de vezels gesponnen en geweven. In Leeds spraken we steeds over het erfgoed van de textiel industrie in Europa, maar vroeg zij, hoe noem je dan de textiel industrie waar mijn vrienden deel van zijn, de mensen die nu onze textiel maken? Wat is hun erfgoed? En hoe ontstaat erfgoed?

Zo had ik tijdens de week mijn oren en ogen open voor welke rol het ‘samen maken’, cultureel erfgoed en regeneratieve landbouw kunnen spelen. Wat als we textiel inzetten voor het verbeteren van onze relatie met de planeet en van mensen onderling? De workshops met Rahhi Tamilselvan, Clare Jolley en Claire Wellesley-Smit zetten ons letterlijk aan het werk met draden, lappen en scharen. We leerden (elkaar) nieuwe steken, spraken over betekenis, vertelden oud en nieuwe verhalen.

Musea, bibliotheken en collecties als plaatsen van zorg en verbondenheid.

De aanpak, genaamd de 'Warm Welcome Approach' van de musea van Leeds, is een houding die door het hele team wordt gedeeld en gecultiveerd met als doel het welzijn van de mensen in de stad integraal onderdeel te maken van de programmering van de musea en bibliotheken van de stad. Esther Amis-Hughes was een krachtige ambassadeur van deze werkwijze, waarbij de '5 ways of wellbeing' geformuleerd door het NHS als richtlijn werden genomen. Het was inspirerend om te zien hoe deze houding werknemers en teams had getransformeerd en ook inspireerde om een luisterende houding aan te nemen naar bezoekers en omwonenden van de musea. Om over musea, bibliotheken en hun collecties na te denken als 'places of care' of zoals een van de deelnemers, Ema Hayton, steeds zei: dat mensen het zien als 'Asset' als 'Resources' waarvan ze eigenaar en gebruiker zijn. Welke beschikbaar voor ze zijn. Hoe dat zou kunnen werken werd duidelijk toen ik na de werkdag naar de Stadsbibliotheek van Leeds ging, die niet ver verwijderd was van het Leeds Museum. De bibliotheek was een schitterend gebouw met eindeloze tegels om vloeren, wanden en plafonds. (Google 'Tiled Hall Leeds' om je te vergapen). In het trappenhuis waren kosten noch moeite gespaard om de bezoeker te imponeren met houtsnijwerk, uitgehouwen stenen honden, wolven en leeuwen en gedetailleerd glas-in-loodwerk, het leek eindeloos door te gaan. Tot je in een deel van het gebouw kwam met de kantoren en je in een jaren 70 sfeer belandde van verlaagde plafonds en tl-lichtbakken. In de gang was een indrukwekkende serie panelen te zien, de 'Leeds Tapestries', grote textielkunstwerken over de wijken, geschiedenis en personen van Leeds die gezamenlijk waren gemaakt door behendige textielfanaten die hier eindeloze uren moeten hebben doorgebracht met naalden en draden, geduld en vakmanschap. Nauwelijks in woorden te vatten moeten deze werken in levende lijve worden bewonderd of door de korte filmpjes en foto's die ik ervan maakte. Maar het was hier, in de kunstbibliotheek, waar ik de 'Warm Welcome Approach' in actie ervoer. Het viel me al op bij het beklimmen van het indrukwekkende trappenhuis dat er in deze bibliotheek mensen van allerlei pluimage ontspannen rondliepen. Ze leken zich thuis te voelen. In de kunstbibliotheek waren de verlaagde plafonds en de opzetwanden verwijderd. De gaten waren nog te zien, maar erachter waren prachtige geornamenteerde wanden, zuilen en plafonds bewaard gebleven. Toen ik een kijkje nam in de Drawing Room van de Art Library werden we verwelkomd door Paisley Boyed, bibliothecaris en digitale assistent. Die liet ons vol enthousiasme de ruimte zien waar allerlei creatieve projecten konden worden uitgevoerd, met papier, textiel, verf en tekenmaterialen. Er werd veel gebruik van gemaakt. Ook werd ons het 'Zine-hoekje' getoond. Een ruimte met een kleine tafel en stoel waar je je eigen 'zine' kon maken. Een "zine" is een zelfgemaakt, nietcommerciële gedrukte publicatie, meestal in de vorm van een klein tijdschrift of pamflet. Ze worden vaak geproduceerd door individuen of kleine groepen en behandelen een breed scala aan onderwerpen, zoals politiek, kunst, muziek, literatuur, persoonlijke ervaringen en subculturele interesses. Zines zijn populair geworden als een manier voor mensen om hun stem te laten horen, onafhankelijk van traditionele publicatieplatforms, en hebben vaak een DIY (doe-het-zelf) esthetiek. In de kasten om het zine-tafeltje heen had de bibliotheek allerlei zines verzameld, recent en van lang geleden. In de kast ertegenover stonden allerlei boeken over typografie, striptekenen en do-it-yourself publiceertechnieken. Zo ontstond er een besloten hoekje waar de bibliotheekbezoekers in staat werden gesteld om zelf iets te maken. Het faciliteren van het zelfmaken, het samen-maken, het zelf of samen laten groeien, het cultiveren van agency en veerkracht en het positieve effect daarvan op de mentale gezondheid van personen en gemeenschappen bleek een thema te zijn in de week, en een persoonlijke 'take-away' voor mezelf.

De rol van musea en collecties en de verschuiving van het begrip ‘expert’.

Tijdens deze bijeenkomst werden mijn perspectieven op wat een museum kan zijn verbreed door vertegenwoordigers van verschillende musea: sommige hadden geen fysieke gebouwen

(bijvoorbeeld Museum Tilburg), anderen hadden geen traditionele collecties, weer anderen hadden omstreden collecties (bijvoorbeeld Dr. Guishlain in Gent) of immateriële collecties (zoals Red Star Line in Antwerpen). We bespraken de perspectieven die de FARO-conventie biedt, waarin de verantwoordelijkheden worden beschreven voor instellingen en beleidsmakers om erfgoed op passende wijze te beheren. Er werd besproken hoe dit kan worden toegepast om het levende, immateriële erfgoed van werkers in de textielindustrie te belichten.

Op woensdag leidde Gill Crawshaw ons rond in de tentoonstelling die zij had samengesteld in het Leeds Industrial Museum, getiteld 'Any Work That Wanted Doing'. Deze tentoonstelling toonde de potentie van het uitnodigen van hedendaagse kunstenaars, in dit geval kunstenaars met een beperking, om te reageren op de collecties van het museum en de textielindustrie. Gill was zelf jarenlang actief in de gehandicaptenrechtenbeweging en een van de oprichters van DISrupt. De werken die de hedendaagse kunstenaars hadden gemaakt in reactie op de museumcollectie, het archief en het onderzoek naar textiel erfgoed en het leven van de mensen die in de textielindustrie werkten, werden tentoongesteld te midden van de bestaande opstelling in het museum. Hierdoor ontstond een interactie tussen de historische collectie en de hedendaagse werken.

Een voorbeeld hiervan was de stomme film 'Trouble at Mill', gemaakt door Janet Alexander, met Katie Redstar. Tijdens haar onderzoek ontdekte Janet dat er altijd mensen met een beperking hadden samengewerkt met mensen zonder beperkingen. Ook had het gevaarlijke werk in de textielindustrie velen handicaps bezorgd, zoals ledematenletsel, hersenletsel en gehoorbeschadigingen. De stomme film vertelde het verhaal van een dove vrouw die gebarentaal kende en gebruikte tijdens haar werk in de spinnerijen, waar veel lawaai was. Gebarentaal was een veilige en effectieve manier om te communiceren, zelfs over grote afstanden. Hoewel het gebruik van gebarentaal vaak verboden was op scholen en werkplekken, wist deze vrouw de directeur van de fabriek ervan te overtuigen dat dove en jonge werknemers juist baat hadden bij het gebruik ervan, wat de veiligheid en effectiviteit van het werkproces ten goede kwam. Ze kreeg toestemming om lessen in gebarentaal te geven en het gebruik ervan werd op de werkvloer geaccepteerd, wat een emanciperende rol speelde voor deze groep mensen. De scènes van de stomme film werden gefilmd in de ruimtes van het museum waar de film nu te zien was, met de mensen die dagelijks in het museum werkten als figuranten in de historische film. Dit zorgde voor een komisch effect, aangezien dezelfde personen die in de film te zien waren, ook demonstraties gaven van de spinmachine in dezelfde ruimte waar de film werd vertoond. De film is online te bekijken: https://anywork.org.uk/janet-alexander

Dit was een van de vele voorbeelden van deze week waarbij ervoor werd gekozen om een tentoonstelling, selectieproces of onderwerpkeuze te laten bepalen door personen uit de groep zelf.

En brief van de vooruitgang.

Ik nam een vroege ochtendtrein naar Manchester. Op het station wachtte Micah me op we kende elkaar van een festival in Belfast waar we beiden artist in residence waren. Trots en wel geïnformeerd verwelkomde hij mij in de stad waar hij opgroeide, woont en werkt.

Hij wees me de plaatsen aan waar hij zijn werk had aangeplakt. Zijn grafisch werk kenmerkt zich door een eigen draai te geven aan de commerciële boodschappen die ons in de publieke ruimte om de oren vliegen. Die advertenties die ons ontevreden laten voelen en tot kopen aanzetten kantelt hij door tevredenheid en gemeenschapszin aan te wakkeren. Niet poezelig maar in strakke typografie. Hij liet een enorme doek in een passage zien met daarop tekeningen van allerlei gebouwen omringt door bloemen en uitbundige kleuren. Voor deze plek had hij ook een plan gemaakt, maar hij was niet gekozen. Ook goed, en blij voor zijn collega. Onderweg naar zijn atelier wijst hij naar werk van anderen en over de strategieën van samenwerken en de dunne lijn tussen met en zonder toestemming je werk aan de wereld laten zien. In gesprek met Micah vloeien de metaforen en werkelijkheid steeds in elkaar over. Het leven, werk, het creatief proces, wereldpolitieke, filosofie en theologie; hij ervaart erin samenhang en vergelijkbare dynamieken.

We halen koffie op straat, gaan een metalen deur door, hij tilt zijn fiets op zijn schouder en we wentelen via een trap drie verdiepingen omhoog. In de gang hangt nog de expo ‘Street Eyes’ die hij in het najaar maakte, een retroperspectief van 10 jaar. We bekijken in zijn atelier de boeken die hij vormgaf, posters, bierviltjes en bespreken samenwerkingsplannen. De anderhalf uur die we samen hebben is levendig, energiek en gevuld met humor. Terwijl ik me naar mijn trein haast om op tijd terug te kunnen zijn in Leeds geeft hij mij een gele envelop.

In de trein open ik de gele envelop. Erin vond ik een brief, hij was gericht aan ‘de vooruitgang’. De tekst was bondig en geschreven met een typmachine: Leg je telefoon neer en praat met me. Daaronder een groet van Micah.

….

In het licht van mijn deelname aan de International Winterschool Cultural Heritage and Wellbeing in Leeds, blijven de vier belangrijkste inzichten van inspiratie en richting in mijn verdere verkenning van de relatie tussen cultureel erfgoed en welzijn. De heropleving van regionale textielvezels, zoals wol en vlas, heeft mijn bewustzijn aangescherpt voor de rijke tradities en duurzame mogelijkheden die inherent zijn aan onze lokale bioregio. Tegelijkertijd hebben de musea, bibliotheken en instituten die ik bezocht als bronnen van verbondenheid en creativiteit, mij laten zien hoe deze instellingen een centrale rol kunnen spelen in het bevorderen van welzijn en gemeenschapszin. Het belang van inclusieve programmering en het uitnodigen van diverse stemmen bij het vormgeven van culturele initiatieven is voor mij een essentiële les geworden, die me aanspoort om te streven naar een meer inclusieve en representatieve benadering binnen mijn eigen werk. Ten slotte heeft de zoektocht naar een cultuur van voedende regeneratie mijn overtuiging versterkt dat we kunnen evolueren weg van een cultuur van jagende vooruitgang naar een cyclisch proces van duurzame regeneratie, waarbij cultureel erfgoed en welzijn hand in hand gaan om een veerkrachtige en bloeiende samenleving te creëren. Als ik terugkijk op mijn ervaringen tijdens deze winterschool, voel ik me geïnspireerd en gemotiveerd om deze inzichten verder te verkennen en te integreren in mijn eigen praktijk, met het uiteindelijke doel om bij te dragen aan een meer inclusieve, duurzame en welzijnsgerichte toekomst.

Bedankt, Chris Sharp, Linda Boyles, Clare Jolley, Rathi Tamilselvan, Stephanie Davies, Bart Marius,

Claire Wellesley-Smith, Thomas Kador, Adam Jaffer, Bart de Nil, Miyuki Kerkhof, Tamira Waszink, Jessica Scharing, Janet Wilkinson, Shirley Yiqing Wu, Nadia Babazia, Augusta Philippou, Celien Stevens, Diederick Neyttens.

Mijn deelname aan dit project, International Winterschool Cultural Heritage and Wellbeing, Textile Cities is (mede) mogelijk gemaakt met steun van DutchCulture.


Featured Posts
Recent Posts
Archive
Search By Tags
No tags yet.
Follow Us
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page